Een van de onderbelichte taken van een raadslid is zijn rol als toezichthouder. In het politiek discours waarin het verkondigen van een ‘mening’ – de getuigenis van een morele positie – het meest opwindend is, is toezicht houden niet sexy. Toch is het controleren van wat het openbaar bestuur zoal besluit, doet en overweegt van essentieel belang om te begrijpen – en daaropvolgend bij meerderheid goed te keuren – wat er gaande is.
De wetgever heeft dit gelukkig juist ingezien, door het uitvoerend bestuur (college van wethouders, of dagelijks bestuur) de plicht te geven alle inlichtingen te verstrekken als daar door een of meer leden van raad om wordt gevraagd. Eén van de instrumenten die een raadslid heeft om die inlichtingen te verkrijgen, is het stellen van schriftelijke vragen. In een verordening is geregeld hoe dit moet worden uitgevoerd (artikel 35 in stadsdeel Zuid).
In het Amsterdamse stadsdeel Zuid loopt de beantwoording van schriftelijke vragen niet helemaal lekker. Een ambtelijke organisatie die wel wat anders aan zijn hoofd heeft dan domme, lastige raadsleden serieus nemen…? Een dagelijks bestuur dat het bedienen van zijn toezichthouders niet belangrijk vindt…? Ik ben te goedgelovig om kwade wil te vermoeden, maar hier lijkt wel een culturele systeemfout te zitten. Want het het was niet zo nu en dan dat de antwoorden niet op tijd klaar waren. De verplichting tijdig te antwoorden is structureel – zonder enige uitzondering – niet nagekomen. Feit is dat de beantwoording van schriftelijke vragen in geen enkel geval binnen de termijn was . Feit is dat de beantwoording niet binnen maximaal 28 dagen, maar pas na gemiddeld zo’n 60 dagen beschikbaar is (als er antwoord komt, trouwens). Ik kan het weten, want ik heb zo goed als ik kon bijgehouden wanneer vragen zijn ingediend en wanneer zij zijn beantwoord*.
Na diverse klachten richting het dagelijks bestuur over de late beantwoording is in februari 2011 het structurele karakter van de te late beantwoording voorgelegd. Beterschap werd beloofd. Eind mei 2011 is nog niets van verbetering te merken. Dit is voor mij reden geweest op 25 mei een motie* in te dienen waarin ik het structureel niet tijdig beantwoorden van schriftelijke vragen afkeur. Een gele kaart, een waarschuwing.
Alle fracties in de deelraad bevestigden dat zij de te late beantwoording hinderlijk vinden in de uitoefening van functie. De regels zijn erkend zoals ze zijn. De feiten zijn erkend zoals ze zijn. De conclusie dat de feiten wijzen op het niet naleven van de regels is niet ontkend. Toch wilden D66, PvdA en VVD (en CDA) het structureel niet naleven van de regels niet afkeuren. ‘Afkeuren’ is politiek iets zwaars. Is het erg dat de motie het daarom niet haalde? Nee. De schrik zat er in. Het besef was er. Nu zal het – hoop ik – beter gaan.
* Zie ook: de motie / het overzicht van schriftelijke vragen (d.d. 25 mei 2011)
Goed dat jij dit aan de orde brengt, Paul.
Dit zijn zaken die altijd . . . . . nou ja, vaak gebeuren, overal en niet alleen in de politiek!
Er wordt maar gepraat (of zelfs dat niet) en afhandelen of echt behandelen en dan tot iets komen komt er vaak niet van. Dit kan misschien helpen, ik hoop het.
Groet,
Lies
Pingback: Vragen om aandacht | paul van grieken . nl | blog